Alfred is geboren in Amsterdam en ging daar ook naar school. Op de HBS ontmoette hij Peter Römer, die bij hem een interesse voor toneel aanwakkerde. Toen hij zestien jaar was en hij in de Stadsschouwburg Eric van der Donk zag spelen werd het hem voorgoed duidelijk dat hij dat ook wou. Na de middelbare school heeft hij nog een jaar als matroos bij de KNSM gevaren, vervulde daarna zijn militaire dienstplicht en betrad in 1976 de toneelschool Maastricht, waar hij in 1980 cum laude afstudeerde.
Na de toneelschool kon Alfred direct terecht bij de Haagse Comedie, waar hij vier seizoenen aan verbonden bleef. Daar leerde hij het vak grondig kennen in de praktijk. Via een uitstapje naar het Onafhankelijk Toneel te Rotterdam kwam hij in 1985 bij toneelgroep Centrum in Amsterdam terecht, waar hij met scenariste Maria Goos en percussionist Paul Koek de voorstelling “Eeuwig Jong” maakte, over een verlopen Elvis Presley-imitator. Die voorstelling kende een enorm succes. Daarna volgde vanaf 1987 een reis langs een aantal toneelgezelschappen, waaronder Fact en het door Paul Koek en Johan Simons geleide Hollandia.
Frans Mulder, voorman van theatergezelschap Purper, veranderde in 1989 de koers van Alfred’s carrière: een afspraak voor twee seizoenen werd een verbintenis van tien jaar, een periode die samenviel met ongekend succes voor de groep en tournees over de hele wereld.
Sylvia Millecam, zijn oud-klasgenote in Maastricht, introduceerde Alfred bij Ivo Niehe, die hem geschikt bevond voor het satirische tv-programma Binnenlande Zaken. Via De Sylvia Millecam Show, Ook Dat Nog en wat gastoptredens in lopende series vroeg Haye van der Heyden hem in 2005 auditie te doen voor de door hem bedachte sitcom Kinderen geen bezwaar. Dat werden 210 afleveringen over negen seizoenen. Daarnaast had hij, na het grote succes van Flodder 3, ook rolletjes in de films Moordwijven en Prooi van Dick Maas.
Toen er tijdens Corona even meer ruimte was stond Alfred met zijn voorstelling ‘Ida’ in een – qua anderhalvemeter-verhouding – uitverkochte City of Wesopa.